Historie
De oprichting in 1950
Het bestuur van de Jonkheid vergaderde op een avond in de herfst van 1949 in café Broers. Opeens ging de deur open en twee Reijmerstokse landbouwers, Jef Vossen en Hub Jaminon kwamen het café binnen en stapten regelrecht naar de jongens van de Jonkheid. Deze keken verwonderd op en vroegen zich stilletjes af: “Wat komen die hier doen?” Vossen nam op de hem eigen, vrij abrupte wijze het woord en vertelde het doel van hun komst. Enige weken geleden waren ze namelijk in de Maastrichtse Bosstraat uit nieuwsgierigheid een muziekhandel binnengestapt en hadden gevraagd naar de prijs van een trombone. Handelaar Geelen vermoedde een klant en toen de twee Reijmerstokkenaren probeerden buiten te komen, lukte dat alleen nadat ze hun adres hadden achtergelaten.
De volgende dag, net voor het melken, stopte een grote auto bij Vossen voor de poort en Geelen stapte uit met in zijn hand de betreffende trombone. Vossen voelde dat hij klem zat en vertelde dat Reijmerstok geen harmonie bezat, maar dat er nu en dan wel eens sprake was dat die er zou moeten komen. Dat was echter zijn zaak niet, maar op de eerste plaats een zaak van de Jonkheid. De Jonkheid moest namelijk ieder jaar voor de grote Processie en het daarop volgend weidefeest een beroep doen op een muziekkorps uit een van de dorpen in de buurt. Vossen beloofde Geelen contact op te nemen met de Jonkheid. En dat was nu de reden van hun komst.
De jongens van de Jonkheid waren hiermee totaal verrast, daar moesten ze nog eens over nadenken. Maar goed, Geelen kon toch altijd eens komen praten.
Harie Didden, destijds kapitein van de Jonkheid, vertelde later: “Dat was me wat, stel wij zouden een harmonie kunnen oprichten. Hoe langer we er over praatten hoe enthousiaster we werden. Het duurde ons te lang voordat Geelen kwam en eer dat we konden beginnen. Op een volgende vergadering was Geelen er en hij vertelde wat er allemaal bij het oprichten van een harmonie kwam kijken en wat het ongeveer zou gaan kosten. We besloten om de zaak aan te pakken. Eerst belegden we een vergadering met de leden en toen die ook enthousiast waren konden we beginnen. Overal in het dorp had men het er over. Wij wisten echter dat het eerste punt was dat er geld bij elkaar gebracht moest worden. Maar dat wilde nog helemaal niet zo lukken. Die hele winter probeerden we de zaak op gang te krijgen, maar de geplande rondgang om geld in te zamelen stelden we steeds uit. De inwoners waren toch wel erg sceptisch en we voelden dat we niet echt serieus genomen werden. Na enige tijd zaten we helemaal vast. Wat nu gedaan? Enkele leden wilden alles al opgeven, maar toen kwam iemand op het idee om wat oudere mensen erbij te betrekken, misschien wisten die een oplossing. We stapten naar Hubert Croonen en legden hem het probleem voor. Die was bereid de zaak van ons over te nemen. Hij zou kijken wat hij er aan kon doen.”
Hubert Croonen benaderde Toine Huijnen, Sjeng Marcus en Pierre Kroonen. Zij wilden proberen weer schot in de zaak te krijgen en na te gaan of oprichting van een muziekkorps mogelijk was. Ze vonden het echter gepast om hierover eerst te overleggen met de pastoor van het dorp, want die was hier een machtig man. Pastoor Kuipers werd door iedereen gevreesd. Hij kon op de preekstoel vreselijk te keer gaan en liet het niet na om zijn, ook voor die tijd al zeer bekrompen ideeën overal te spuien. En wee degene die volgens hem buiten het boekje ging, die dreigde hij op de preekstoel met hel en verdoemenis, zonder namen te noemen, maar voor iedereen toch overduidelijk.
Het onderhoud van ons viertal met de pastoor verliep dan ook niet erg vlotjes. Hubert Croonen zou er later van vertellen: “De pastoor was woest en we kregen meteen de zegen van boven. Of wij ons niet schaamden dat we ons voor dat karretje lieten spannen. We moesten goed beseffen wat een onheil er in het dorp voor de zielenheil zou komen door zo’n wereldse vereniging als een harmonie. En dat we de jeugd in het café brachten en dat de diensten in de kerk ongetwijfeld in het gedrang kwamen. Het zou er nog op uitlopen dat er gedanst werd. Durfden we dat allemaal op ons geweten te hebben? We moesten meteen stoppen met die flauwekul” Omdat enige tegenwerpingen van onze kant de zaak alleen maar erger maakten, besloten we na een tijdje om op te stappen. In de gang pakte hij mij bij een arm en zei: ‘Hub wacht even, we moeten nog iets regelen van de kerk’ (Hubert Croonen was kerkmeester). Toen ik even later naar buiten ging stond Sjeng Marcus voor de poort van De Smid op me te wachten. Toine Huijnen, die onder in het dorp woonde was al vertrokken en Pierre Kroonen was naar Terlinden gefietst. Marcus vertelde dat iedereen hevig ontdaan was. En nu dan? Zouden we er maar niet mee stoppen. Ik bezwoer hem dat we door moesten gaan, dat we ons van het dreigen van de pastoor niets moesten aantrekken en dat het de mensen van het dorp waren die moesten beslissen wat er zou gebeuren. Toen we bij mij aan huis kwamen hebben we op straat nog een hele tijd overlegd. Gelukkig werden we het eens en toen we elkaar goedenacht wensten wisten we: We gaan door.”
Het dorp had wel vertrouwen in het viertal, het waren alle vier mannen die algemeen werden geacht en gewaardeerd. Ze waren landbouwer van beroep en in de leeftijd van begin veertig. Toen zij dan ook een vergadering belegden in De Oude Kerk en de inwoners uitnodigden om de mening te geven over een muziekkorps kregen ze algemene steun. De aanwezigen verzochten de vier leden van het Comité om een voorlopig bestuur te vormen en die waren het hier mee eens. De eerste daad was om het bestuur uit te breiden met drie personen en wel met Piet Lemmens, hoofd der school in Reijmerstok, Pierre Lacroix en Sjuf Weusten.
In het begin was er nog geen duidelijke taakverdeling, in die eerste weken voor de oprichting nam Piet Lemmens als secretaris het administratieve gedeelte voor zijn rekening.
Op een bepaald moment moest er toch een keuze worden gemaakt wie binnen het bestuur wat ging doen. Pierre Lacroix vertelde hier over: “We vergaderden in die eerste maanden altijd bij Hub Croonen aan huis. Toen op een bepaald moment aan de orde kwam hoe we de taken in het bestuur moesten verdelen, bleef het stil. Het was eigenlijk een beetje een pijnlijk moment. Niemand wilde voor zichzelf pleiten voor een bepaalde functie, maar we wilden ons er ook niet vanaf maken. Gelukkig verbrak Hub Croonen de stilte en zei: ‘Dan stel ik voor dat meester Lemmens voorzitter wordt, jij Pierre ondervoorzitter, Toine kan het beste secretaris worden en dan zal ik me wel met de centen bezighouden’. En zo was de zaak opgelost”
Men plaatste een advertentie in de krant voor een dirigent. Op 27 april benoemde het bestuur Hubert Magermans uit Eijsden. Het bestuur maakte reglementen en statuten. Als officiële oprichtingsdatum staat vermeld 1 juni 1950. Niet minder dan 30 mannen en jongens meldden zich aan als lid en op 3 juli vond de eerste repetitie plaats in de school.
Tot nu toe was er nauwelijks geld aan te pas gekomen, maar dat ging nu veranderen. Er moesten instrumenten komen. Nadat men zich hier en daar georiënteerd had besloot het bestuur te kiezen voor instrumenten van het Belgische merk Mahillon en ze te kopen bij Hanssen in Kerkrade. Nu moest de vele malen uitgestelde rondgang worden gehouden. De opbrengst bedroeg f 4000,- , voor die tijd een enorm bedrag en de instrumenten konden worden aangeschaft. Op zondag 3 oktober kwamen de leden samen in de Oude Kerk. Hier waren de instrumenten tentoongesteld. Nadat de pastoor ze had ingezegend kreeg iedere muzikant van de dirigent zijn instrument.